1. Controleer of de leiding vol of niet vol is. Als de leiding leeg of gedeeltelijk gevuld is, geeft de stroommeter een slecht signaal weer;(Voor TF1100 en DF61seriële transittijdstroommeter)
2. Controleer de gemeten leiding of er voldoende koppelingspasta is gebruikt bij het monteren van de sensoren. Als er lucht tussen het sensoroppervlak en dat van de leiding zit, wordt het signaal verminderd.
3. Controleer of het oppervlak van de buis in goede staat is. Als de buis verroest is of bedekt is met een afbladderende verflaag, moet een vijl, staalborstel, schuurpapier of een slijpmachine worden gebruikt om een glad oppervlak te verkrijgen waarop de buis kan worden aangebracht. sensoren kunnen worden geïnstalleerd;
4. Controleer de richting van de sensoren.Als de buis horizontaal is, danik stel voor datde sensoren gemonteerd op deexternpijp,maffiabaas't monterenaan de boven- of onderkantvan pijp.
5. Controleer de uitlijning van de sensoren.
6. Controleerde bedrading van de sensoren voor vaste installatie-eenheden om er zeker van te zijn dat ze correct zijn aangesloten.
7. Controleer of het gemeten medium goed is om te meten. Als het vastestofgehalte hoger is dan 30% of lager dan 15%, is het gasgehalte te hoog en wordt een lage signaalwaarde weergegeven.
Posttijd: 01 juli 2022